Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En [53]zij lieten hun [54]afgoden aldaar; en David en zijn mannen [55]namen ze op. 53. De Filistijnen, die hun afgoden hadden medegenomen, menende door derzelver tegenwoordigheid zeker victorie te bekomen. 54. Het Hebreeuwse woord betekent smarten, wedommen, omdat dit de vruchten der afgoderij zijn. Zie 1 Sam.31:9. 55. Om die, volgens Davids bevel, en Gods gebod [Deut.7:25] met vuur te verbranden, gelijk uitdrukkelijk staat 1 Kron.14:12. Anders, verbrandde ze, lieten ze opgaan [in het vuur].